Zeishof

Uit hkbwiki
Versie door Adri (overleg | bijdragen) op 5 aug 2023 om 21:23
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Maaigereedschap
De Zeis

Zeishof

In het vorige nummer van het kringblad[1] maakten we een begin met straatnamen die herinnerden aan landbouwwerktuigen. Toen namen we De Zicht en Mathaak onder de loep. Beide namen hadden te maken met maaien. In deze uitgave vervolgen we met een straatnaam die eveneens betrekking heeft op maaiwerkzaamheden: de Zeishof. Op bijgaande foto zijn drie maaigereedschappen afgebeeld. Daarbij is het onderlinge verschil ook goed te zien.

Links op de foto is in het midden een mathaak afgebeeld met daarachter een zicht. Rechts op de foto is een zeis afgebeeld. Het kleine stuk gereedschap met de vorm van een vraagteken, bij het handvat (de kruk) van de zeis, is een sikkel. Op de foto zijn verder een soort hamer en een klein aambeeld, samen haartuig genaamd, te zien. Deze werden gebruikt om het maaigereedschap scherp te houden.

Van de drie maaigereedschappen is de sikkel, de kleinste, het oudste. Vanaf de prehistorie wordt deze gebruikt voor met name graan: eerst van vuursteen, dan van brons en nog later van ijzer. In de prehistorie bleef het vee in de winter buiten. Op het einde van de bronstijd begon men het vee in de koude periode binnen te zetten. Vanaf die tijd moesten hooivoorraden worden aangelegd. Men neemt aan, dat in die tijd de zeis tot ontwikkeling is gekomen. Deze leende zich beter voor het maaien van grote hoeveelheden gras dan de sikkel. Hoewel de zeis ook wel gebruikt werd voor het maaien van graan, is de zicht hiervoor veel algemener gebruikt. De zicht lijkt uit de middeleeuwen te stammen. Bij een zicht hoorde een mathaak. In andere dialecten wordt deze haak ook wel als zichthaak of als pikhaak aangeduid.

Voor het scherpen van zeis en zicht werden haargerei, strekel en wetsteen gebruikt. De strekel was een hard stuk hout met een ruwe slijplaag, in vroege tijden van scherp zand dat met vet of koemest op het hout werd aangebracht. Soms was een afgeplatte kant van de mathaak als strekel in gebruik.

Met de strekel werd de zicht of zeis tijdens het maaien geregeld geslepen. Bij dat slijpen verdween geleidelijk het dunste deel van het snijvlak. Met een haarhamer en een aambeeldje werd het dikkere deel van het snijvlak weer uitgeklopt. Zo ontstond weer een met de strekel te slijpen dun en dus scherp snijgedeelte.

De wetsteen werd gebruikt om bramen op het snijvlak weg te werken. Deze bramen waren kleine beschadigingen in het snijvlak, die ontstonden wanneer een kei of een ander hard voorwerp werd geraakt. [2]

Bronnen

Literatuur en foto: Honderd jaar landbouwmechanisatie in Nederland door Dr. J.M.G. van der Poel, Vereniging voor Landbouwgeschiedenis, Wageningen, 1983.

  1. Kringblad Historische kring Bemmel, Haalderen en Ressen, 1996-3
  2. Kringblad Historische kring Bemmel, Haalderen en Ressen, 1997-2